Creatie van stof in evolutionaire exoplanetaire systemen

Creatie van stof in evolutionaire exoplanetaire systemen

Stellaire variabiliteit heeft al lang toegestaan ​​om de fysieke kenmerken van sterren te onthullen. De ster van de wereld (Omicron Kita) werd bijvoorbeeld in 1596 genoemd door Nederlandse astronomen die onder de indruk waren van de verbazingwekkende lichtkracht. De reden was de periodieke verandering in de grootte en temperatuur van de ster. Veel minder scherpe variabiliteit kan worden veroorzaakt door de aanwezigheid van een stofschijf, die soms een deel van de wereld blokkeert voor de aardse waarnemer. Kleinere en zwakkere sterren blijven ontoegankelijk voor de studie van variabiliteit, maar soms zijn hun schijven (indien aanwezig) in staat om genoeg afval te genereren om de gedetecteerde veranderingen in sterrenlicht te beïnvloeden.

Voor astronomen die geïnteresseerd zijn in het bestuderen van de vorming van planeten van stofschijven, kunnen zulke kleine systemen een groot beeld geven van de vorming en evolutie van de planeet, vooral als ze een soort dramatische gebeurtenis of een belangrijke evolutionaire fase van het late zware bombardement van het zonnestelsel signaleren. Sommige wijzigingen in exoplanetaire schijven zijn al gedetecteerd. Kometen passeren bijvoorbeeld verschillende systemen, gevangen door variaties in de optische en UV-spectra van sterren. De witte dwergster is het eindproduct van de evolutie van sterren, zoals de zon, die na 7 miljard jaar niet in staat zullen zijn om het verbranden van nucleaire brandstof te weerstaan. Wanneer slechts de helft van de massa overblijft, zal de zon afnemen en een witte dwerg worden. Dit stertype is gebruikelijk in sterrenstelsels en de beroemdste vertegenwoordiger is Sirius.

11,2 jaar lang onderzocht het team van wetenschappers de witte dwerg GD56 en merkte op hoe het licht van de ster met 20% groeit en daalt in overeenstemming met het proces van het creëren of uitputten van het stof van de schijf. Het team gebruikte de IRAC-camera op de Spitzer-telescoop, de WISE-missie en de Keck- en UKIRT-telescoopobservaties om deze oscillaties te karakteriseren.

Het bleek dat de kleur van het licht niet veranderde, wat betekent dat al het gemaakte of vernietigde stof ongeveer dezelfde temperatuur had en op een enkele afstand van de ster werd verwijderd. Onderzoekers geloven dat gravitationele aantrekkingskracht of botsingen tussen deeltjes in een schijf verantwoordelijk zijn voor het verminderen of verhogen in het stoffige gebied van de schijf.

Het is bekend dat dergelijke schijfactiviteit een algemeen verschijnsel is rond jonge sterren. Het was echter onverwacht om iets dergelijks te observeren in de buurt van oude sterren, zoals een witte dwerg.

Opmerkingen (0)
Zoeken